Mocht je het nog niet weten, dan weet je het nu: de Robert staat dit jaar reeds 30 jaar achter den toog in den Barcelone. Tijd dus om even zijn historische achtergrond boven te halen.

1) Hoe ben je er 30 jaar geleden toe gekomen om een studentencafé te openen?

Ik was toen zelf nog student en vertoefde graag in studentencafé’s. Ik heb dan maar van mijn hobby mijn beroep gemaakt

2) Heb je zelf na je middelbaar nog voortgestudeerd?

Mijn hogere studies waren eigenlijk een fiasco. Ik had al van jongsaf een technische interesse en het was toen maar logisch dat ik burgerlijk ingenieur zou studeren. Ik was geslaagd in het ingangsexamen in Gent en er was zelfs al een kot gehuurd. Toen werd echter plots de RUCA in Wilrijk opgericht wat op loopafstand was van mijn woonplaats. Mijn ouders vonden het beter om daar te gaan studeren. Maar wat? De richting die ik gekozen had, bestond daar niet, dus nam ik maar geneeskunde. Dat was een beroep met standing en toen kon daar nog veel geld mee verdiend worden. Het gevolg was dat ik het al na een half jaar beu was om knoken en ribben te tekenen. Het jaar daarop dan maar op economie overgeschakeld, wat in die tijd beschouwd werd als de gemakkelijkste richting (na pol en soc natuurlijk). Gemakkelijk was het inderdaad, zodat ik toch mijn kandidaturen uitdeed, maar toen was ik het beu en begon „den Barcelone”.

3) Wat was (waren) toen jouw studentencafé(s)?

Aan het RUCA waren toen twee café’s die ik frequenteerde, „den Ad Fundum” en „het Chaske” waar we gingen biljarten. Aan de Schildersstraat hadden wij onze labo’s en „den Amadou”.

4) Is er veel verschil tussen het studentenleven van vroeger en nu?

(Twijfelt) Er is natuurlijk wel een verschil. Voor mij zal dat verschil wel minder opvallend zijn dan voor mensen die niet constant met studenten in contact komen. Die overgang gaat geleidelijk, maar als ik er eens over nadenk stel ik toch vast dat er nu minder alcohol wordt gedronken dan vroeger. Je moet er maar eens op letten hoe weinig bier er onder de middag doo studenten wordt gedronken. Dat was in de jaren zeventig wel anders. Ook het brossen is volgens mij verminderd. Ik heb de tijd nog gekend dat de mensen van het secretariaat de brossers uit „den Barcelone” kwamen halen. Dan zag je ze via de tuin en het muurtje nogal vluchten. Wat niet verminderd is, is het roken. Waar vroeger nog zo’n 50% van de meisjes niet rookten, is en niet-rookster tegenwoordig een unicum.

5) Stel: men geeft je morgen vb 5 000 000 Fr. voor den Barcelone, je mag direct op pensioen 

    gaan en het café overlaten aan iemand anders, wat doe je?

Ik zou het direct aannemen en onmiddellijk van plaats verwisselen, ik bedoel niet meer achter den toog, maar voor den toog. Rika zou nog wel de soep en de spaghetti moeten maken.

6) Wat trekt je het meest aan in dit beroep?

Vooral het sociaal contact, zowel met de studenten als met de oudere klanten, die meestal ex-studenten zijn. Het discussiëren aan de toog (liefst niet over sport) vind ik zalig.

7) Heeft Rika nooit geklaagd over het feit dat ze liever iets anders wou doen dan het café 

    openhouden?

Rika oefent dit beroep wellicht nog liever uit dan ik. Gedurende de vakantieperiodes moet ze niet werken en blijft ze thuis, na enkele weken is ze echter steeds blij dat ze terug onder haar studentes kan vertoeven.

8) Hoe stel je jezelf en den Barcelone voor over tien jaar?

Hopelijk ben ik dan nog in goede gezondheid om de snotneuzen van nu zoals Bert, Nick en Marco te bedienen. Ze zulen dan waarschijnlijk ook al hun eerste grijze haren hebben en directeur zijn van één of ander reisbureau. Kirsty en de Pierre zullen mij dan ook wel komen bezoeken met hun kindjes zoals Guy Verbist (oud-praeses) en Françoise (oud-praesidiumlid) dat nu doen.

9) Waar hou je je mee bezig de tijd dat je niet achter den toog staat?

Met in de tuin werken, dat is erg ontspannend en met een beroep als het mijne is het goed om de longen eens goed uit te spoelen in de buitenlucht. Daarbuiten probeer ik mij een beetje creatief uit te leven met het maken van layouts op de computer. Zo help ik verschillende verenigingen met hun tijdschrift. Het fotoboekje van Toeristika heb ik ook gemaakt (niet het verzamelen van de foto’s).

10) Wat is het liefste dat je nog zou willen doen in je leven?

(na lang nadenken) Een wereldreis maken.

11) Denk je er nog lang mee door te gaan?

Daar denk ik niet aan. Ik sta er eigenlijk nooit bij stil. Soms is het wel moeilijk, maar meestal is het plezant. 

12) Is er iets dat je nog zou willen zeggen tegen de lezers van dit Toerke?

Ik zou toch vooral de eerstejaars aanraden om, vooral ’s avonds, eens het gezelschap op te zoeken van de andere Toeristikanen. De lol die ze samen trappen is niet te schatten. En ze vormen op de duur eigenlijk één grote familie. Ik weet ook uit ondervinding dat de vriendschappen die hier gesmeed worden soms jarenlang voortduren.